Om de Gaume langs het westen binnen te komen, heb je de N85 gekozen die vanuit Neufchateau komt, en het eerste dorpje op Gaums grondgebied is Lacuisine. Als je even later het dorp verlaat via de brug over de Semois zie je links uitgestrekte weiden, waar de Semois zich doorheen kronkelt. Ook een oude watermolen maakt deel uit van het plaatje. Deze plaats ligt aan de oorsprong van de naam van het dorp. De graven van het graafschap Chiny (971-1364) dat zich uitstrekte van het iets verderop gelegen dorpje met nog steeds die naam tot een eind over de Franse grens, namelijk tot Montmédy, waar we het in de inleiding al over hadden, hielden van de jacht. En een jacht werd gevolgd door een maaltijd. Al vlug merkten de bewoners van de streek dat ze hier iets konden bijverdienen en ze begonnen zich te vestigen op de oevers van de Semois, waar ze hun graven telkens na de jacht opwachtten om hun geschoten wild te braden en te serveren. Meer had de plek niet nodig om de dorpsnaam te worden.
Lacuisine ontving ooit een beroemd huwelijkskoppel namelijk de neef van Keizer Napoleon die huwde in het dorp en zijn intrek nam in het kasteel van Les Epioux. Dit kasteel en het omliggende domein met mooi meer, ben je gepasseerd net voor je het dorp Lacuisine binnenreed. Het is een natuurdomein met talrijke uitgestippelde wandelingen (kaart te verkrijgen bij de toeristische dienst van Florenville) , picknickplekken, maar waar niet mag overnacht worden, om het wild dat er leeft zijn rust te gunnen. Het kasteel zelf is privé en kan niet bezocht worden. Als je het domein binnenrijdt vanaf de N85 vind je na ongeveer 500 meter aan je linkerkant een bron. Deze bron is natuurzuiver water en heel gewild in de streek, van over de landsgrenzen komen mensen hier dagelijks hun flessen vullen, om te drinken maar ook voor hun elektrische apparaten zoals koffiezet en stoomstrijkijzer want het bezit geen sikkepit kalk. Je tank vullen zal met een gieter moeten gebeuren, want het heldere water spuit eruit, en geen slang is er op te krijgen. In de jaren zestig was het dorp Lacuisine bekend voor zijn cafeetjes en maar liefst twee campings. Nu echter, is er op drie hotel/restaurants na, niets meer te merken van zijn vroegere drukte en lijkt het dorpje wat ingeslapen naast het levendige Florenville. Het kleine driehoekige pleintje ongeveer in het midden van het dorp is een gedoogplaats om er een nachtje door te brengen. Ook is Lacuisine gekend voor zijn immens grote rommelmarkt. De dorpelingen gaan er prat op dat het de grootste is van de provincie Luxemburg. Hij gaat door op de laatste zondag van juli, maar dit jaar echter is hij door corona weer afgelast. Laten we duimen voor 2022.
Voor we Florenville binnenrijden kunnen we ook eerst even een détour maken naar Chassepierre, een dorpje dat met recht voorkomt op de lijst van de mooiste dorpen van Wallonië. Het heeft twee restaurants en evenveel campings. Elk jaar in augustus, dit jaar op 21 en 22/08 grijpt er een echt kunst- en volksfeest plaats met circus- en andere artiesten van overal ter wereld.
Ook het volgende dorpje Sainte-Cecile, met een restaurant La Forgerie dat meteen van het dorpsplein zijn terras heeft gemaakt. Men kan er genieten van een frisse Orval op warme dagen onder de bomen en parasols. Je kiest van het dorpsmidden voor de weg die je naar de N83 leidt, waar je naar links gaat en zo Florenville binnenrijdt. Rechts sta je op een 15-tal minuten in Bouillon.
Even verder vind je Muno, waar zich de cp van de stad Florenville bevindt. Geen voorzieningen, op vuilbakken na, maar de ligging maakt veel goed. De ravel naar Carignan in Frankrijk passeert er voor je voeten en nodigt je graag uit voor een fiets- of wandeltocht.
Reeds bij de Romeinen was Florenville bekend als “Villa van Florentius” , wat niet verwonderlijk is, vermits de heirweg Reims-Trier hier op een boogscheut van passeerde. Florenville is gezellig druk, vooral op zondag, want het is gekend, vooral bij onze zuiderburen, omdat de winkels en de belangrijkste supermarkten op zondag de hele dag open zijn. Ze kennen maar twee sluitingsdagen : 1 januari en de derde zondag van maart wanneer de carnavalstoet uit gaat. Zelfs de Colruyt heeft het hoofd moeten buigen voor deze regel en is in de maanden juli en augustus open op zondagvoormiddag. Men kan de toren van de kerk van Florenville beklimmen van waaruit men een prachtig zicht heeft over de Semoisvallei die zich voor je ogen uitstrekt. Het laatste stukje is een smal laddertje, dit ter waarschuwing. Florenville is gebouwd op een questa. Een rots die een rechte afgrond heeft aan de ene kant en schuin afloopt aan de andere kant. Na de beklimming van de kerktoren is het aangenaam vertoeven op één van de terrassen die het plein Albert I rijk is. Vooral het café op de hoek met dezelfde naam en een mooie kaart, zowel voor een hapje als voor een drankje. Er is elke eerste woensdag van de maand een grote markt. Met zelfs levende dieren, zoals kippen en konijnen. Ook op zondagmorgen kent Florenville in normale tijden een gezellige drukte door de eerder kleinschalige rommelmarkt in één van de straten, die op het eerder genoemde plein uitkomt. In de inleiding werd “Les plates de Florenville” vermeld. Welnu, dat is niets meer of niets minder dan… een aardappel. Maar wat voor één ! De inwoners van Florenville zijn zo trots op hun patat, dat ze er elk jaar een heus feest rond organiseren en dit elke derde zondag van oktober, in 2021 dus op 17 oktober als corona het toelaat. Het is een markt waar het kleine patatje, want het is klein, vastkokend en heeft een rode schil, via allerlei gerechten aangeboden wordt, door te spoelen met een Orval of een ander biertje uit één van de vele micro-brouwerijen die de Gaume rijk is.
Want Orval is het bier van de streek, één van ons wereldvermaarde trappisten. De weg naar Orval is het mooist via Chameleux, als men de straat tussen Chocolat Edouard en de bloemenwinkel Joly Fleur, inslaat en rechtdoor aanhoudt, dan komt men in Chameleux. Het weggetje is niet geschikt echter voor hele grote campers.
In Chameleux kan men even rondlopen op de Romeinse opgravingen die een stal en herberg blootlegden. Chameleux lag namelijk aan de heirweg Reims-Trier en was voor de reizende Romein een geliefde stopplaats, toen al. Het cafeetje met dezelfde naam, en een mooi terras is eveneens een verplichte stop, al is het maar om de lekkere forel van het huis te proeven, geserveerd met gebakken aardappeltjes waarvan de bereidingswijze enkele generaties terug gaat. In drukke perioden is reserveren aan te raden.
Om de lekkere forel even te laten zakken, kan je de klim aanvatten naar Williers, één van de kleinste dorpen van jawel, Frankrijk, je loopt hier namelijk op de grens. Het dorpje was gekend als toevluchtsoord tijdens de Belgische drooglegging, de wet “Vandervelde” in 1919, voor diegenen die toch graag een glas dronken op café. Het café “Chez Odette” is daar nog een stille getuige van. Odette zelf is er al lang niet meer en na een traject van café naar hotel, is het ondertussen gesloten. Om Williers te bereiken kan je kiezen, “kort en hevig”, direct links langs het wandelpad, in de bocht van de autoweg, of “steil en langzaam” de autoweg volgend. Hoe dan ook, de klim is de moeite waard, want je komt terecht in een dorp met slechts één straat die uitloopt op een pleintje met een wondermooi kerkje.
Je kan natuurlijk ook zeuren en met de camper naar boven rijden. Als je boven komt, is er even rechts een picknickplaatsje waar je de camper kwijt kunt voor een bezoekje aan dit mooie dorpje. Eens de forel verteerd, kan men koers zetten via een weg die je door het groen naar de abdij van Orval brengt, een bezoek waard. Laat je verleiden tot een wandeling in de tuinen en bewonder de bron waar de legende van Orval zijn oorsprong vindt. De ruïnes van de oude abdij bezorgen je een reis door de tijd. Ga genieten op één van de twee terrassen voor de abdij van een Orval “temperé” (op kampertemperatuur) of “frais”, “vieux” of “jeune”. Het café/restaurant op het kruispunt staat op zijn parking een overnachting toe voor klanten.
In de inleiding volgden we even de weg Frankrijk binnen, maar als je vanuit Florenville naar Orval rijdt en dan de N88 volgt richting Torgny, passeer je Gérouville, een dorpje dat bekend is om een boom, juist. Het is een holle boom die het ontstaan van het dorpje symboliseert, het grappige is dat men het “de linde van Gérouville” noemt, maar eigenlijk is het een iep. Na een bezoekje aan Torgny, Virton en Buzenol zijn er nog enkele dingen te bezoeken en enkele wandelingen te doen. Op de kruising van de N87 en de N879 kan je even rondlopen in de Trous des Fées (de holen van de feeën), merkwaardige rotsformaties die tot de verbeelding spreken.
In Lahage trekken we de wandelschoenen aan en volgen we de wandeling van de Gros-Cron, weer een indrukwekkende kalksteenformatie, de wandeling ernaartoe is er echter één van ongekende schoonheid, dus zeker aan te raden. Je ziet, de Gaume, heeft veel te bieden. Ook gastronomisch komt men er aan zijn trekken. Koop bij de betere slager eens de paté Gaumaise, een vleestaart. Het deeg is een gist/brooddeeg dat gevuld wordt met gemarineerde spiering (varkensvlees) en afgebakken. Met een salade erbij is het een zeer lekkere lunch, natuurlijk vergezeld van een goed glas Orval. Ook vele restaurants/cafés serveren deze lekkernij. Zoals in de inleiding reeds vermeld, strekt de Gaume-streek zich uit tot over de landsgrenzen. De prachtige basiliek van Avioth steekt uit boven het onooglijk kleine dorpje waar ze toe behoort. De kleine kapel ruïne net voor de basiliek is gewijd aan doodgeboren kinderen. Soms kwam men van heinde en ver met het kindje in de hoop dat een bezoek aan de kapel weer licht zou doen opschijnen in de dode oogjes. Een plek om even bij stil te staan. Avioth heeft trouwens een weliswaar kleine, maar mooie camperplaats. Wat verder Montmédy, een Vauban-fort. Er is een camping en een camperplaats vlakbij de ingang van het fort. Het fort zelf is zeker een bezoek waard, de binnenkoer is nog altijd bewoond en men kan er een terrasje doen, of een hapje eten. Er is ook een museum gewijd aan de plaatselijke kunstenaar, Jules Bastien-Lepage. Er loopt een wandelpad vanaf de citadelhoogte richting de spoorweg die men in het dal ziet. Daar staat een allermooist beeld(je) van Frankrijks beroemdste vrouw, Jeanne d’Arc. Even buiten de grenzen van de Gaume in Frankrijk, richting Sedan en Charleville-Mezières, zijn er nog enkele bezienswaardigheden, het vernoemen waard. Net buiten het stadje Carignan, in Villy-la-Ferté is er een bunkernetwerk, dat deel uitmaakte van de Maginotlindie en dat echt het bezoeken waard is. Even daar voorbij is er ook nog op een hoogte gelegen, de Ermitage van Saint-Walfroy, met zijn mooie kerkje. Ook het stadje Mouzon is een bezoek waard, het is de hoofdstad van de “feutre”, vilt, en men kan er een bezoek brengen aan het museum. Even voorbij Mouzon, richting Montmédy terug, zijn er de resten te bezoeken van een romeinse villa, “le site Romain du Flavier” met bijgebouwen in het midden van een bos. Men vindt er nogal weinig over en het is ook niet zo makkelijk te vinden, het ligt langs de D964 die Mouzon met Stenay verbindt. En dat brengt ons bij Stenay, dat het Biermuseum herbergt. Voor de lange afstandswandelaar is er nog de Gaume route, aangeduid met wit-gele tekens, de Transgaumaise. Ze is zowat 140 kilometer lang en verbindt alle mooie bezienswaardigheden van zowel de Franse als de Belgische Gaume. Je ziet, de Gaume heeft heel wat te bieden voor een trip. Ga je de Gaume bezoeken en heb je nog zaken gevonden die daar het bezoeken waard zijn of een goed adresje om de innerlijke mens te verwennen ? Vond je een mooie website of heb je zelf een website of blog waarin je uitweidt over deze streek. Laat het ons via de contactpagina weten en we voegen het hier nog bij. Websites : https://www.luxembourg-belge.be/nl/ontdekken/toppers/gaume.php https://www.lechameleux.be/ https://www.ouvragelaferte.fr/ http://www.trekkings.be/transgaumaisevoorstelling.htm https://www.chassepierre.be/nl